Acts 7

1En de hogepriester zeide: Zijn dan deze dingen alzo?
 deze dingen alzo? Namelijk waarvan gij beschuldigd wordt.
2En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in Mesopotamië, eer hij woonde in Charran;
 broeders en vaders, Zo noemt hij hen omdat zij van een geslacht waren; die van gelijken ouderdom onder hen waren, noemende broeders, en die ouder of in enig ambt waren, vaders.
,
 onzen vader Abraham, Dat is, van welken wij Joden afkomstig zijn, en waarover wij altijd roemen; Joh 8:39 .
,
  Mesopotámië, Zo wordt in het Grieks genaamd het land, dat midden ligt tussen de rivieren Tigris en Eufraat, in het Hebreeuws genaamd Aram Naharaïm; dat is, Syrië tussen de rivieren, Gen 24:10 , tot hetwelk ook gerekend werd het land van Babylonië, waar Chaldea een deel van was; Gen 11:31 . Zie ook Plinius lib. 6, en cap.9:16.
,
 eer hij woonde Namelijk als hij nog woonde in Ur, ene stad van Chaldea; Gen 11:31 , en Gen 15:7 .
,
 Charran; Dit was ene stad van Mesopotamië, over de rivier Eufraat, Gen 11:31 , en Gen 28:10 , en Gen 29:4 ; Jos 24:2 , anders genaamd Charrhae, waar eertijds de Romeinse veldoverste M. Crassus van de Parthen is verslagen.
3En zeide tot hem: Ga uit uw land en uit uw maagschap, en kom in een land, dat Ik u wijzen zal.
 in een land, Dit was het land Kanaän, hetwelk God hem in het eerst niet noemde, om zijn geloof en gehoorzaamheid te beter te beproeven en tevoorschijn te brengen; Gen 12:1 .
4Toen ging hij uit het land der Chaldeen, en woonde in Charran. En van daar, nadat zijn vader gestorven was, bracht Hij hem over in dit land, daar gij nu in woont. 5En Hij gaf hem geen erfdeel in hetzelve, ook niet een voetstap; en beloofde, dat Hij hem het zelve tot een bezitting geven zou, en zijn zade na hem, als hij nog geen kind had.
 niet een voetstap; Dat is, niet zoveel eigendom, dat hij zijn voet daarop kon stellen. Zie Deu 2:5 . Daarna heeft hij daarin een akker met ene spelonk gekocht, en dat niet om daar te wonen, maar om zijne doden daarin te begraven; Gen 23:9 .
,
 en beloofde, dat Dat is, hoewel Hij het beloofd had. Of, maar Hij beloofde.
,
 zade na hem, Dat is, nakomelingen.
6En God sprak alzo, dat zijn zaad vreemdeling zijn zoude in een vreemd land, en dat zij het zouden dienstbaar maken, en kwalijk handelen, vierhonderd jaren.
 vreemdeling Grieks Paroikos; dat is een inwoner of bijwoner, die niet in zijn eigen, maar in eens anders huis of land woont.
,
 in een vreemd Namelijk het land van Egypte.
,
 zij het zouden Namelijk de Egyptenaren.
,
 dienstbaar maken, Door deze dienstbaarheid wordt ook verstaan al hunne ballingschap en vreemdelingschap, en niet alleen die harde dienstbaarheid, die de Israëlieten in Egypte eerst onderworpen zijn geweest na den dood van Jozef, Exo 1:6 , Exo 1:10-11 , want die heeft geen vierhonderd jaren geduurd.
,
 vierhonderd jaren Die gerekend moeten worden van den tijd, dat Abraham na deze belofte zaad heeft gekregen, en Izak hem geboren is, of als Izak gespeend werd, Gen 21:2 , Gen 21:8 ; doch wat aangaat de vierhonderd en dertig jaren, waarvan gesproken wordt Exo 12:40 , en Gal 3:17 , zie de aantekeningen daarvan op dezelfde plaatsen, Gen 12:1 , tussen welken tijd en het spenen van Izak dertig jaren zijn. Zie Gen 15:13 , op welke plaats Stefanus hier ziet.
7En het volk, dat zij dienen zullen, zal Ik oordelen, sprak God; en daarna zullen zij uitgaan, en zij zullen Mij dienen in deze plaats.
 En het volk, Of, maar.
,
 oordelen, sprak Dat is, straffen naar mijn rechtvaardig oordeel, 1Co 11:31 ; Heb 13:4 , hetwelk ook voornamelijk geschied is als Farao met zijn ganse heir in de Rode zee verdronken is.
8En Hij gaf hem het verbond der besnijdenis; en alzo gewon hij Izak, en besneed hem op den achtsten dag; en Izak gewon Jakob, en Jakob de twaalf patriarchen.
 hem Namelijk Abraham.
,
 het verbond Dat is, de besnijdenis, die een teken en zegel des verbonds was. Zie Gen 17:10 ; Rom 4:11 .
,
 en alzo gewon Of, en deze.
9En de patriarchen, nijdig zijnde, verkochten Jozef, om naar Egypte gebracht te worden; en God was met hem,
 was met hem, Namelijk met zijn bijzondere gunst, genade en zegening.
10En verloste hem uit al zijn verdrukkingen, en gaf hem genade en wijsheid voor Farao, den koning van Egypteland; en hij stelde hem tot een overste over Egypte, en zijn gehele huis.
 genade en Dat is, aangenaamheid, dat hem Farao gunstig was.
,
 overste over Grieks voorganger.
11En er kwam een hongersnood over het gehele land van Egypte en Kanaän, en grote benauwdheid; en onze vaders vonden geen spijs.
 geen spijs Namelijk voor hen en voor hun vee. Of, niet om hen te verzadigen.
12Maar als Jakob hoorde, dat in Egypte koren was, zond hij onze vaders de eerste maal uit.
 onze vaders de Dat is, zijne zonen, van wie wij afkomstig zijn.
13En in de tweede reize werd Jozef zijn broederen bekend; en het geslacht van Jozef werd aan Farao openbaar.
 reize werd Dat is, wederkomst in Egypte.
14En Jozef zond heen, en ontbood zijn vader Jakob, en al zijn geslacht, bestaande in vijf en zeventig zielen.
 geslacht, bestaande Of, maagschap.
,
 vijf en zeventig In den Hebreeuwsen tekst Gen 46:27 ; Exo 1:5 en Deu 10:22 , wordt maar van zeventig zielen vermeld; maar in de Griekse overzetting staat Gen 46:27 , en Exo 1:5 , van vijf en zeventig, welke overzetting sommigen menen, dat Lukas hier heeft gevolgd. Zie dergelijke Luk 3:36 . Anderen menen dat Stefanus boven de zeventig nog zou gerekend hebben de vier huisvrouwen van Jakob, en de twee zonen van Juda in Kanaän gestorven, zonder Jakob zelf mede te rekenen.
15En Jakob kwam af in Egypte, en stierf, hijzelf en onze vaders. 16En zij werden overgebracht naar Sichem, en gelegd in het graf, hetwelk Abraham gekocht had voor een som gelds, van de zonen van Emmor, den vader van Sichem.
 zij werden Dat is, hun gebeente.
,
 naar Sichem, Dit was ene stad in het land van Samaria, Gen 33:19 , anders ook Sichar genaamd, Joh 4:5 , bij welke de beenderen van Jozef begraven zijn, in dat stuk velds, hetwelk Jakob kocht van de kinderen van Hemor, den vader van Sichem, Jos 24:32 , en het is gelofelijk dat van enigen de beenderen der andere voorvaders ook daar gebracht zijn.
,
 Abraham gekocht gen. 33:19, en Jos 24:32 wordt uitdrukkelijk gezegd dat Jakob van de kinderen van Emmor, den vader van Sichem, een stuk lands gekocht heeft; waarom sommigen menen dat het woord Jakob uit vs.15 moet herhaald worden, en dat het woord Abraham eertijds in den tekst niet heeft gestaan. Doch anderen menen dat het woord Abraham in den tekst wel mag behouden worden, alzo ook Abraham te Hebron ene spelonk gekocht heeft van Efron den zoon Zoar, tot begraving zijner doden, Gen 23:16 , in welke ook Jakob heeft willen begraven zijn, Gen 49:29-30 , en waarheen ook schijnt dat de gebeenten van enige andere voorvaders uit Sichem overgebracht zijn. En dezen zetten den tekst hier aldus over: benevens hetgeen; dat is, benevens het graf, dat van deze zonen van Emmor, den vader van Sichem; namelijk door Jakob gekocht was; Gen 33:19 .
,
 een som gelds, Grieks voor prijs van zilver.
,
 den vader van Zie Gen 33:19 .
17Maar als nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, genaakte, wies het volk en vermenigvuldigde in Egypte;
 de tijd der Namelijk aan Abraham gedaan, dat zijne nakomelingen uit het vreemde land en de dienstbaarheid verlost zouden worden, vs.7; of van de vermenigvuldiging zijns zaads; Gen 22:16-17 .
18Totdat een ander koning opstond, die Jozef niet gekend had.
 die Jozef niet Namelijk hoeveel goeds hij aan Egypte gedaan had; en daarom den Hebreën niet gunstig was.
19Deze gebruikte listigheid tegen ons geslacht, en handelde kwalijk met onze vaderen, zodat zij hun jonge kinderen moesten wegwerpen, opdat zij niet zouden voorttelen.
 gebruikte listigheid Dat is, onderdrukte hen met listen. Door den zwaren arbeid hen tenonder houdende en zijn voordeel doende; en hun mannelijke kinderen dodende, opdat zij niet meer zouden vermenigvuldigen. Zie Exo 1:10 .
,
 voorttelen Of, in het leven blijven.
20In welken tijd Mozes werd geboren, en was uitnemend schoon; welke drie maanden opgevoed werd in het huis zijns vaders.
 uitnemend schoon; Grieks Gode schoon; dat is, goddelijk of uitnemend, Exo 2:2 ; alzo wordt Nineve genaamd ene stad Gode groot, dat is uitnemend groot. God had hem die grote schoonheid gegeven om daardoor de dochter van Farao te bewegen, hem bij het leven te behouden en voor haren zoon aan te nemen; Exo 2:10 .
21En als hij weggeworpen was, nam hem de dochter van Farao op, en voedde hem voor zichzelve op tot een zoon.
 tot een zoon Dat is, hem tot een zoon aangenomen of geadopteerd hebbende; Heb 11:24 .
22En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren; en was machtig in woorden en in werken. 23Als hem nu de tijd van veertig jaren vervuld was, kwam hem in zijn hart, zijn broeders, de kinderen Israëls, te bezoeken.
 veertig jaren Namelijk die hij in het hof van Farao geleefd had.
,
 zijn broeders, Dat is, die van zijn volk en geslacht waren.
24En ziende een, die onrecht leed, beschermde hij hem, en wreekte dengene, dien overlast geschiedde, en versloeg den Egyptenaar.
 een, die onrecht Namelijk Israëliet.
25En hij meende, dat zijn broeders zouden verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou; maar zij hebben het niet verstaan.
 verstaan, dat Namelijk uit deze zijne daad.
,
 door zijn hand Dat is, door zijn dienst. Hebreën.
,
 verlossing geven Grieks behoudenis; namelijk uit de slavernij van Egypte.
,
 niet verstaan Namelijk uit onachtzaamheid of halsstarrigheid, welk gebrek altijd bij dit volk geweest is. Zie vs.35.
26En den volgenden dag werd hij van hen gezien, daar zij vochten; en hij drong ze tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders; waarom doet gij elkander ongelijk?
 drong ze tot Namelijk met ernstige vermaningen.
27En die zijn naaste ongelijk deed, verstiet hem, zeggende: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gesteld? 28 Wilt gij mij ook ombrengen, gelijkerwijs gij gisteren den Egyptenaar omgebracht hebt? 29En Mozes vluchtte op dat woord en werd een vreemdeling in het land Madiam, waar hij twee zonen gewon.
 op dat woord Grieks in dat woord; dat is, zo haast dat gesproken was; omdat hij daaruit verstond dat zijne daad niet verborgen was, gelijk hij gemeend had.
30En als veertig jaren vervuld waren, verscheen hem de Engel des Heeren, in de woestijn van den berg Sinaï, in een vlammig vuur van het doornenbos.
 veertig jaren Namelijk die hij na de vlucht uit Egypte in Midian doorgebracht had; zodat hij nu tachtig jaren oud was; zie vs.33.
,
 de Engel des Namelijk de eeuwige Zoon Gods, de Heere zelf, gelijk men ziet in vs.31,32 en Exo 3:4-5 , en Exo 23:21 ; 1Co 10:9 .
,
 in een vlammig Grieks in een vlam vuurs.
31Mozes nu, dat ziende, verwonderde zich over het gezicht; en als hij derwaarts ging, om dat te bezien, zo geschiedde een stem des Heeren tot hem,
 te bezien, zo Of, te bemerken.
32Zeggende: Ik ben de God uwer vaderen, de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs. En Mozes werd zeer bevende, en durfde het niet bezien.
 het niet Of, hem; namelijk den engel.
,
 bezien Of, bemerken.
33En de Heere zeide tot hem: Ontbind de schoenen van uw voeten; want de plaats in welke gij staat, is heilig land.
 de schoenen van Het Griekse woord betekent zolen, die onder aan de voeten met banden aangebonden werden.
,
 heilig land Namelijk om de goddelijke verschijning, die daar geschiedde.
34Ik heb merkelijk gezien de mishandeling Mijns volks, dat in Egypte is, en Ik heb hun zuchten gehoord en ben nedergekomen, om hen daaruit te verlossen; en nu, kom herwaarts, Ik zal u naar Egypte zenden.
 merkelijk gezien Grieks ziende gezien. Hebreën, dat is, wel terdege gezien, en ernstig daarop gelet, hoe mijn volk in Egypte mishandeld wordt.
,
 nedergekomen, Namelijk van den hemel; hetwelk verstaan moet worden menselijkerwijze gesproken, dat God nu bereid was om zijn volk te verlossen en hunne vijanden te straffen. Want anderszins vervult God hemel en aarde; Jer 23:24 .
35Dezen Mozes, welken zij verloochend hadden, zeggende: Wie heeft u tot een overste en rechter gesteld? dezen, zeg ik, heeft God tot een overste en verlosser gezonden, door de hand des Engels, Die hem verschenen was in het doornenbos.
 door de hand Dat is, door de besturing. Hebreën.
36Deze heeft hen uitgeleid, doende wonderen en tekenen in het land van Egypte, en in de Rode zee, en in de woestijn, veertig jaren. 37Deze is de Mozes, die tot de kinderen Israëls gezegd heeft: De Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen.
 een Profeet Namelijk den Christus of Messias. Hier toont Stefanus dat hij tegen Mozes niet leert als hij Jezus Christus predikt, dewijl Mozes zelf van Hem geprofeteerd heeft.
38Deze is het, die in de vergadering des volks in de woestijn was met den Engel, Die tot hem sprak op den berg Sinaï, en met onze vaderen; welke de levende woorden ontving, om ons die te geven.
 vergadering des volks Of, gemeente. Dit is de vergadering des volks geweest, die beschreven wordt Exo 19 , en in enige volgende hoofdstukken.
,
 den Engel, Namelijk de Zoon Gods, vs.30.
,
 levende Dat is, den weg ten leven aanwijzende.
,
 woorden ontving, Dat is, uitspraken of aanspraken Gods, waarmede Hij zijnen wil verklaarde.
39Denwelken onze vaders niet wilden gehoorzaam zijn, maar verwierpen hem, en keerden met hun harten weder naar Egypte;
 maar verwierpen Namelijk Mozes en God door Mozes hun zijn levende woorden voorhoudende.
,
 naar Egypte; Namelijk verlangende weder naar dat land, of naar de bijgelovigheden van Egypte.
40Zeggende tot Aäron: Maak ons goden, die voor ons heengaan; want wat dezen Mozes aangaat, die ons uit het land van Egypte geleid heeft, wij weten niet, wat hem geschied is. 41En zij maakten een kalf in die dagen, en brachten offerande tot den afgod, en verheugden zich in de werken hunner handen.
 tot den afgod, Of, tot het beeld, waar zij afgoderij mede bedreven; namelijk tot het kalf.
,
 verheugden zich Namelijk met eten, drinken en spelen; Exo 32:6 ; 1Co 10:7 .
,
 werken hunner handen Dat is, in het gouden kalf, dat zij zelf met hun eigen handen gemaakt hadden. Zo worden de afgoden dikwijls genaamd om hunne nietigheid en der afgodendienaars dwaasheid aan te wijzen; Psa 115:4 .
42En God keerde Zich, en gaf hen over, dat zij het heir des hemels dienden, gelijk geschreven is in het boek der profeten: Hebt gij ook slachtofferen en offeranden Mij opgeofferd, veertig jaren in de woestijn, gij huis Israëls?
 keerde Zich, Dat is, werd toornig over hen, daar Hij tevoren hun gunstig was geweest en weldeed. Of, keerde zich van hen af.
,
 gaf hen over, Namelijk als een rechtvaardig Rechter aan hunne begeerlijkheden en in een verkeerden in; Rom 1:24 , Rom 1:28 .
,
 het heir des Dat is, de zon, maan en andere gesternten. Zie Deu 17:3 ; 2Ki 17:16 ; Isa 40:26 ; Jer 19:13 .
,
 in het boek Namelijk der kleine profeten, die in een boek tezamen bijeengesteld waren. Dit staat bij den profeet Amos, Amo 5:25 .
,
 Hebt gij ook Met dit vragen wil Hij zeggen dat zij hem niet hebben geofferd naar behoren, noch met een oprecht hart; Amo 5:21 .
43Ja, gij hebt opgenomen den tabernakel van Moloch, en het gesternte van uw god Remfan, de afbeeldingen, die gij gemaakt hebt, om die te aanbidden; en Ik zal u overvoeren op gene zijde van Babylon.
 opgenomen den Namelijk op uwe schouders, om die om te dragen.
,
 van Moloch, en Deze Moloch was een afgod der Ammonieten, Lev 18:21 ; 1Ki 11:7 ; Jer 32:35 , en komt deze naam van het Hebreeuwse woord Mesech, dat is koning, gelijk ook Milkom; 1Ki 11:5 .
,
 het gesternte Zie hiervan Amo 5:26 , en dergelijke ook Jer 7:18 , en Jer 44:25 .
,
 Remfan In den Hebreeuwsen tekst staat Chijun, waardoor sommigen verstaan den afgod Hercules, omdat de Egyptenaren, welker afgoderij de Israëlieten veel volgden, dien Chon noemden; anderen den afgod Saturnus, die van de Egyptenaren ook Refan genoemd werd, welk woord, doch veranderd in Raiphan, in de Griekse overzetting door Chijun gesteld is, die hier van Lukas gevolgd wordt, alzo dezelve in den grond met den Hebreeuwsen tekst overeenkomt. Maar in de Griekse overzetting, die Stefanus volgt, staat Raifan, hetwelk daarin in Remfan veranderd is. De Hebreën noemen een reus Refa, waarvan sommigen menen dit woord gekomen te zijn, en dat de afgod Hercules, die in eens reuzen gedaante geëerd placht te worden, daarmede betekend wordt.
,
 afbeeldingen, Grieks uitdrukselen.
,
 Babylon In het Hebreeuws staat Damaskus, gelijk ook in de Griekse overzetting. Doch Stefanus heeft meer op den zin dan op de woorden gezien, alzo de geschiedenis leert dat zij overgevoerd zijn, niet alleen aan gene zijde van Damaskus, maar ook verder aan gene zijde van Babylonië, in Perzië en Medenland. Zie 2Ki 17:6 , en JosEf. Antiq. lib.9, cap.14.
44De tabernakel der getuigenis was onder onze vaderen in de woestijn, gelijk geordineerd had Hij, Die tot Mozes zeide, dat hij denzelven maken zou naar de afbeelding, die hij gezien had;
 der getuigenis Alzo genaamd omdat de tafelen der wet, die de getuigenis des Heeren genaamd wordt, daarin bewaard werden, en God daaruit getuigenis en antwoord gaf van Zijnen wil, Exo 25:22 ; 2Ki 11:12 ; 2Ch 23:11 , en was anders genaamd des bescheids, of der samenkomst, omdat het volk, als zij vergaderen zouden, daar bescheiden werd om bijeen te komen. Zie Exo 40:2 , vergelijk met Exo 33:7 .
45Welken ook onze vaders ontvangen hebbende, met Jozua gebracht hebben in het land, dat de heidenen bezaten, die God verdreven heeft van het aangezicht onzer vaderen, tot de dagen van David toe;
 ontvangen hebbende, Namelijk als van hand tot hand van hunne voorouders.
,
 Jozua gebracht Dat is, Jozua den zoon van Nun. Waaruit men ziet dat de namen Jozua en Jezus enerlei namen zijn. Zie ook Heb 4:8 .
,
 in het land, Grieks in de bezitting der heidenen, of als zij het bezit der heidenen innamen.
,
 van het aangezicht Dat is, voor hen heen; of alzo dat zij het aangezicht onzer vaderen niet konden verdragen; Exo 23:28 ; Jos 24:12 ; Psa 44:4 .
46Dewelke voor God genade gevonden heeft, en begeerd heeft te vinden een woonstede voor den God Jakobs.
 genade gevonden Zie Luk 1:30 .
,
 te vinden een Dat is, te verkrijgen of te bouwen.
47En Salomo bouwde Hem een huis.
 een huis Dat is, een vast en staand gebouw, een tempel, om niet langer in een hut of tabernakel, maar in een vast huis te wonen; Psa 132:3-5 .
48Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt:
 woont niet in Namelijk alsof Hij daarin gesloten, of daaraan gebonden is, gelijk de Joden zich inbeelden; Jer 7:4 .
49De hemel is Mij een troon, en de aarde een voetbank Mijner voeten. Hoedanig huis zult gij Mij bouwen, zegt de Heere, of welke is de plaats Mijner ruste? 50Heeft niet Mijn hand al deze dingen gemaakt? 51Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij wederstaat altijd den Heiligen Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij.
 onbesnedenen Dat is, hoewel gij uiterlijk besneden zijt naar het vlees, zo hebt gij nochtans niet de inwendige besnijdenis des harten, die zonder handen geschiedt, Deu 10:16 , en Deu 30:6 ; Jer 4:4 , zonder welke de uiterlijke niet nut is; Rom 2:28 .
,
 wederstaat altijd Grieks altijd valt gij tegen den Heiligen Geest; namelijk die u door zijn woord overtuigt dat de leer van Christus de rechte zaligmakende leer is, en evenwel staat gij dezelve altijd tegen.
,
 gelijk uw vaders, Zie Psa 78:8 .
52Wien van de profeten hebben uw vaders niet vervolgd? En zij hebben gedood degenen, die te voren verkondigd hebben de komst des Rechtvaardigen, van Welken gijlieden nu verraders en moordenaars geworden zijt.
 des Rechtvaardigen, Namelijk Jezus Christus. Zie Isa 53:11 ; Act 3:14 ; 1Jo 2:1 .
,
 verraders en Namelijk door Judas.
,
 moordenaars Namelijk door de Romeinse soldaten, hem, daar hij onschuldig was, ter dood veroordeeld hebbende.
53Gij, die de wet ontvangen hebt door bestellingen der engelen, en hebt ze niet gehouden!
 door bestellingen Of, ordinantiën, dat is, beschikkingen en dienst. Zie Gal 3:19 .
,
 niet gehouden Grieks bewaard.
54Als zij nu dit hoorden, berstten hun harten, en zij knersten de tanden tegen hem.
 berstten hun harten, Grieks werden doorzaagd in hunne harten; namelijk van spijt en toorn. Zie Act 5:33 .
55Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechter hand Gods.
 de heerlijkheid Dat is, den heerlijken God; of een goddelijke heerlijkheid, Luk 2:9 ; namelijk zover dezelve met mensenogen kan gezien worden.
,
 staande Dat is, zijnde, 1Pe 3:22 ; anders wordt Hij ook gezegd te zitten ter rechterhand Gods; Mar 16:19 .
,
  ter rechter- hand Daardoor wordt verstaan de hoogste heerlijkheid en macht.
56En hij zeide: Ziet, ik zie de hemelen geopend, en den Zoon des mensen, staande ter rechter hand Gods.
 geopend, Zie dergelijke Mat 3:16 .
,
 den Zoon des mensen, Dat is, Jezus Christus.
57Maar zij, roepende met grote stemme, stopten hun oren, en vielen eendrachtelijk op hem aan; 58En wierpen hem ter stad uit, en stenigden hem; en de getuigen legden hun klederen af aan de voeten eens jongelings, genaamd Saulus.
 En wierpen hem Willende daarin de wet volgen; Lev 24:14 .
,
 getuigen legden Die naar de wet het stenigen moesten beginnen; Deu 17:7 .
,
 klederen af Namelijk hunne opperklederen of mantels, opdat zij te beter met stenen zouden kunnen werpen.
,
 Saulus Wiens bekering beschreven wordt in Hand. 9.
59En zij stenigden Stefanus, aanroepende en zeggende: Heere Jezus, ontvang mijn geest.
 geest Dat is, ziel. Zie dergelijke Luk 23:46 .
60En vallende op de knieën, riep hij met grote stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En als hij dat gezegd had, ontsliep hij.
 met grote stem Zie dergelijke Mat 27:50 .
,
 reken hun deze Grieks stel hun deze zonde niet; dat is, wil die niet staande of blijvende houden, om hen daarover te straffen naar verdienste. Zie dergelijke Luk 23:34 .
,
 ontsliep hij Dat is, is gestorven; want de dood der gelovigen wordt een slaap genaamd om de zalige opstanding uit de doden, waardoor zij als uit een slaap wederom zullen opgewekt worden ten eeuwigen leven. Zie Mat 9:24 ; Joh 11:11 ; 1Co 15:6 , 1Co 15:18 , 1Co 15:20 ; 1Th 4:13 .
Copyright information for DutSVVA